Psalms 130

1) lied Hamma„loth,

Zie Ps. 120:1.

Ps 120.1

2) Uit de diepten

Dat is, gedrongen en genoodzaakt zijnde door grootte ellenden en goddeloze benauwdheden. Zie Ps. 69:3,15.

Ps 69.2,14
3) hoor naar mijn

3) laat Uw oren

Dit is al menselijkerwijze gesproken.

4) gadeslaat; HEERE!

Versta hierbij: En die op het hoogste naar uwe rechtvaardigheid straffen wil.

5) wie zal bestaan?

Te weten, in uw oordeel. Alsof hij zeide: Nieumand.

6) gevreesd wordt.

Te weten, met een kinderlijke vreze. Allen, die vastelijk vertrouwen dat om Christus' wil hunne zonden vergeven zijn, beminnen God; en als goede kinderen vrezen zij Hem te vertoornen; Luk. 7:47.

Lu 7.47
7) Verwacht den HEERE;

De zin is: Omdat ik weet dat de Heere zo goedertieren is, daarom verwacht ik met een vast vertrouwen, dat Hij mij, naar zijne beloftenis, mijne zonden vergeven en mij uit alle ellenden verlossen zal.

8) ik hoop op Zijn Woord.

Dat is, ik wacht op hetgeen Hij in zijn woord allen gelovigen beloofd heeft en mij in het bijzonder.

9) Isra‰l hope op

Alsof hij zeide: Gelijk ik, op den Heer wachtende, hulp en verlossing verkregen heb, zo doe ook Isra‰l, dat is, de kerk Gods en alle godzaligen in het bijzonder. Anders: O Isra‰l, hoop op den Heere.

10) want bij den HEERE

Dat is, want Hij verlost er velen van vele en grote zonden, door zijn grote en menigvuldige barmhartigheid.

11) Isra‰l verlossen

Dat is, zijn volk Isra‰l.

Copyright information for DutKant